Appelbol

 

Een appelbol is een appel waar het klokhuis is uit-
gehaald. Op de plaats van het klokhuis is de appel
gevuld met kaneel en suiker. De gevulde appel
verdwijnt in een ronde bol van heerlijk laagje-
voor-laagje deeg. In de oven krijgt het deeg een
mooi bruin korstje, de appel binnenin wordt
warm en zacht, en de kaneel en suiker smelt tot
een zoet stroopje.

Dit krijgt Otto, gloeiend heet, zo uit de oven op
zijn bord. En daar schenkt zijn moeder ijskoude
vanillevla overheen. Appelbollen zijn Otto's lie-
velingseten.

„Wat is er met je, Otto?" vraagt zijn moeder.

„Nou, niks."

„Maar je eet helemaal geen appelbol. Vind je
hem niet lekker?"

„Best wel."

Met zijn vork pulkt hij een schilfertje deeg van de
buitenkant. Al zijn geld kwijt, hij kan het nog
steeds niet geloven. Aan zo'n fotograaf, die waar-
schijnlijk met net zo'n dikke portemonnee rond-
loopt als zijn vader.

Otto schuift zijn bord weg. „Ik heb geen honger
meer," zegt hij.

„Wat is er, Otto?" vraagt zijn vader. „Zit je iets
dwars?"

„Nee, laat maar," zegt Otto.

„Is het over die foto?"

Otto schrikt overeind. „Hoe weetje dat?"

„Maar zo erg is het toch niet, jongen."

„Nee?" vraagt Otto.

„Nee, we staan allemaal wel eens slecht op een
foto. Ik ook."

Otto zakt weer onderuit in zijn stoel. Zijn vader
en moeder kijken elkaar vragend aan. Dan wijst
zijn vader naar de gang en knikt ondertussen naar
Otto. Zijn moeder gebaart van 'je doet maar'.

„Otto," zegt zijn vader, „kom je even met me
mee?"

Otto slikt. In de gang hangt zijn schooltas met de
envelop erin. „Wat is er?" Zijn stem komt met een
piepje naar buiten.

„Kom maar even mee."

„Ik ben nog niet klaar met eten."

„Dat kan straks wel."

„Maar dan wordt het koud." Otto pakt snel zijn

vork en prikt een stevig stuk uit zijn appelbol.

„Otto! Het is maar heel even."

Langzaam legt Otto zijn vork weer neer. Dit gaat
helemaal mis, denkt hij. Hij schuift zijn stoel naar
achteren en komt overeind. Zijn vader staat al bij
de deur te wenken.

Wanneer Otto daar ook eindelijk is aangeko-
men, loopt zijn vader de gang in. Otto kijkt naar
zijn zware schoenen en dan omhoog naar zijn
benen en zijn rug. Hij heeft zijn jasje uitgedaan en
Otto kan zijn brede schouders door zijn over-
hemd heen zien.

„Kijk eens in die tas," hoort Otto.

„Laat maar," zucht hij, „ik zal het uitleggen. Zie
je..."

„Wat bedoel je nou allemaal?" vraagt zijn vader
ongeduldig. „Kijk nou even in mijn tas."